-
1 zijn benen optrekken
zijn benen optrekken -
2 optrekken
3 [+ tegen][leger]marcher (sur, contre)4 [+ met][zich bezighouden met] être (avec)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [naar boven trekken] hisser2 [opbouwen] élever♦voorbeelden:zijn sokken optrekken • tirer ses chaussettesde wenkbrauwen optrekken • lever les sourcils¶ zich aan iemand optrekken • ±prendre qn. comme modèle -
3 replier
-
4 replier ses jambes
replier ses jambes -
5 anziehen
anziehenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:3 um das Doppelte anziehen • met het dubbele oplopen, verdubbelen4 Aktien, Börsenkurse ziehen an • aandelen, beurskoersen trekken aanII 〈 overgankelijk werkwoord〉6 aantrekken ⇒ (aan)spannen, aanhalen♦voorbeelden:3 die Beine, Knie anziehen • zijn benen, knieën optrekkenBesucher, Käufer anziehen • bezoekers, kopers aantrekken
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Французский